Wie waren die Merovingen?


Wie waren die Merovingen en hoe leefden ze? Lees er hier meer over en luister wat archeologe Rica Annaert erover vertelt.
Ontdek op deze kaart Vlaamse musea en verenigingen die beschikken over een Merovingische collectie.
Lees hier meer over unieke Merovingische vondsten en collectiestukken.
Wie zeg je? De Merovingen?!
Vanaf het midden van de derde eeuw na Christus begaven zich steeds meer inwijkelingen van over de Rijn in onze contreien. Aanvankelijk waren deze Franken, een federatie van Germaanse volkeren, het Romeinse Rijk binnengedrongen als gevolg van een verzwakking in de verdediging van de Rijngrens. Daarna werden de Franken ook gecontroleerd toegelaten en ingezet in het defensiesysteem als laeti (boerensoldaten) en foederati (legeraanvoerders met eigen leger). Ze vermengen zich met de autochtone Gallo-Romeinse bevolking en daaruit groeit de ‘Frankische’ identiteit.
Merovingen waren Franken uit de hogere militaire rangen die in in onze contreien in dienst stonden van de laatste Romeinse keizers. Bij de val van het West-Romeinse Rijk, officieel in 476, ontstond er een machtsvacuüm dat door de Merovingen werd ingevuld. Omstreeks het midden van de vijfde eeuw bouwden zij vanuit de regio van Doornik een koninkrijk uit. Childeric (+481), wiens mythische vader Merovech naamgever is van deze dynastie, was de eerste machthebber van betekenis. Zijn graf dat in de 17de-eeuw in Doornik werd gevonden, was bijzonder rijk en getuigde van koninklijke allures. Zijn zoon, Clovis (+511), was de eerste leider die alle Frankische stammen onder één groot rijk (‘Frankrijk’) wist te verenigen met een gebied dat zich uitstrekte van de Rijn tot aan de Loire, in het westen begrensd door de Noordzee. Van dan af aan worden Franken en Merovingen doorgaans als synoniemen gebruikt.
Over de vroegste periode van de Franken in Vlaanderen weten we nog bijzonder weinig, maar vanaf de 6de eeuw is er meer informatie. Voor de kustgebieden en het aanpalende hinterland is pas zo goed als uitsluitend materiaal voorhanden vanaf de laat-Merovingische tijd, pakweg de periode vanaf 650 tot 750. Activiteiten werden daar vooral gericht op het hoeden van schapen voor de productie van wol. Voor de goederen die de gespecialiseerde boerderijen voortbrengen bestond een uitgebreid distributienetwerk. Handelaars hebben nauwe internationale contacten in het gehele Noordzeegebied en dat zien we in de materiële cultuur (aardewerk, metaalwerk,…), de taal (plaatsnamen), en de wijze van begraven. Deze ‘Noordzeecultuur’ treffen we zowel op het vasteland (Franken, Saksen, Friezen, Jutten) als in overzeese gebieden (Angelsaksen) aan.
Onderzoek op DNA en isotopen zal een antwoord bieden op de vraag of tijdens de opgravingen van de laat-Merovingische site in Koksijde stoffelijke resten van inheemse boeren, reizende handelaars of migranten zijn gevonden. Het licht een tipje van de sluier op over een nog weinig bekende periode in onze geschiedenis.
- R. Le Jan, Les Mérovingiens, (collection Que sais-je), Paris, 2006
- G. Halsall, Barbarian migrations and the Roman West, 365-568, Cambridge, 2007
- D. Lamarcq, M. Rogge, De taalgrens: van de oude tot de nieuwe Belgen, Leuven, 1996.
- R. Annaert, Het vroegmiddeleeuwse grafveld van Broechem (gem. Ranst-prov. Antwerpen), Merovingian Archaeology in the Low Countries 5/Relicta Monografieën 17 (2 vol.), Bonn, 2018.
Alexander Lehouck, archeoloog en wetenschappelijk medewerker Abdijmuseum Ten Duinen

Ontdek de Merovingische collecties in jouw buurt
Ontdek de Vlaamse musea en verenigingen die
beschikken over een Merovingische collectie.
- Te bezoeken in vaste tentoonstelling
- In depot
Wil jij ook op deze kaart?
Vertel ons meer over jouw Merovingische collectie via info@merovingerdna.be.
Merovingische objecten
in de kijker
Grijs knikbuikpotje met geometrische versiering, aangebracht met een rolstempeltje op de schouder. Een van de grafgiften uit het Merovingisch grafveld aan de Floris Primsstraat in Grobbendonk. Dit grafveld werd onderzocht tussen 1960 en 1962. Even verderop, onder het voormalig kerkje van Ouwen aan de Kapelstraat, bevond zich een kleiner Merovingisch grafveld uit een iets latere periode.
Alle opgegraven artefacten liggen in bewaring in het archeologisch depot van de gemeente Grobbendonk. De dienst Toerisme Grobbendonk stelt een wisselende selectie uit de archeologische collectie tentoon (en de raadzaal in het gemeentehuis, maar die is niet altijd toegankelijk voor het publiek).
Het Museum Van Bogaert-Wauters te Hamme herbergt een indrukwekkende verzameling geologische, paleontologische en archeologische voorwerpen. De uitgebreide collectie is hoofdzakelijk gevonden tijdens baggerwerkzaamheden en opgravingen in de Schelde- en Durmehoek en samengebracht door Alphonse Van Bogaert (1882-1967). De Merovingische collectie bestaat uit circa 275 objecten. Het gaat voornamelijk om gespen en gespbeugels, maar ook fibulae, wapens, sieraden, aardewerk, glaswerk, enzovoort.
Ondertussen is de archeologische collectie in eeuwigdurend bruikleenrecht aan de gemeente Hamme overgedragen en in een voormalige lintweverij aan de Sint-Jansstraat in Hamme ondergebracht.
Enkele glazen voorwerpen eveneens gevonden tijdens baggerwerken op de Durme (zie hieronder). Het glazen vaasje is geen buidelbeker, het heeft een hoogte van 11 cm en een diameter van 6 cm bovenaan. Het heeft geen vlakke standvoet en bestaat uit blauwgroen glas.
Geïdentificeerd door Alphonse Van Bogaert.
Vrouwengraf 6 bevatte 45 kralen met verschillende vormen, kleuren, versieringen, grootten. De kralen werden aangetroffen ter hoogte van de hals en de linkerpols. De kralen zijn vervaardigd in ceramiek, glas, glaspasta en barnsteen. Eén kraal is opvallend groter en zwaarder dan de overige kralen en kan vermoedelijk als koordverzwaarder geïnterpreteerd kan worden. Dit object bevond zich ter hoogte van het bekken.
De Merovingische verzameling bevindt zich momenteel helaas integraal in het depot van Agilas vzw te Asse. Mogelijk wordt ze later tentoongesteld in het Erfgoed Museum Asse.
Merovingische oorkonde op perkament, afmetingen 208 x 145 mm, met negen regels tekst, op meerdere plaatsen beschadigd of vervaagd.
Halverwege de negentiende eeuw werd dit fragment ontdekt in de boekband van een middeleeuws handschrift in de Openbare Bibliotheek Brugge. Hoewel minder dan de helft van het oorspronkelijke object overgeleverd is, heeft men kunnen bepalen dat het hier een om een zogenaamde privéoorkonde gaat: een stuk opgesteld in naam van een ‘gewoon’ persoon, niet in naam van een koning of andere hoogwaardigheidsbekleder. Dit type oorkonden is erg zeldzaam en toont aan dat ook in de onderlagen van de Merovingische bevolking men gebruik maakte van het geschreven woord. Omdat de namen van de partijen, de exacte ligging van het onderpand, en de datumregel niet bekend zijn – deze stonden op het missende deel – kan over de inhoud weinig met zekerheid gezegd worden. Wel is achterhaald dat de oorkonde de overdracht van onroerend goed beschrijft aan een niet nader geïdentificeerd klooster in de Bessin, in Normandië, voor het indrukwekkende bedrag van 300 solidi (een munttype) in goud. Op basis van het typische, zeer lastig leesbare Merovingische cursieve handschrift vermoedt men dat het stuk uit de late zevende eeuw stamt. Daarmee is deze oorkonde een van de oudst bekende stukken in België. De vervaardiging van het stuk is waarschijnlijk uitgevoerd in het klooster, aangezien zich daar de kennis van en ervaring met het opstellen en schrijven van oorkonden bevond. De oorkonde is zodoende een zogenaamde ‘ontvangersuitvaardiging’. De tekst heeft verschillende overeenkomsten met bekende oorkondemodellen, waardoor de leesbare tekstdelen vrij goed te interpreteren zijn.
Links
https://brugge.bibliotheek.be/catalogus/ms-615-fragment-van-een-merovingische-oorkonde/handschrift/library-v-obbrugge-oudedrukken_3198
https://brugge.bibliotheek.be/handschriften-en-oude-drukken
Kruisvormige fibula met inlegwerk, 600-700 n.Chr.
Gelijkaardige vondsten uit graven in Noord-Frankrijk suggereren een datering in de eerste helft van de zevende eeuw; in de Duitse Rijn- en Moezelstreek worden ze eerder vanaf het midden van de zevende eeuw gesitueerd. Uit Engeland zijn dergelijke gouden kruishangers pas bekend uit de tweede helft van de zevende eeuw.
Benjamin was al enkele uren met een vriend aan het zoeken met een metaaldetector in een veld in de Vlaamse Ardennen. De moed zakte stilaan in hun schoenen na weinig speciaals gevonden te hebben. Bij een zwak signaal besloot hij toch maar te graven. Aanvankelijk waren de zoekers weinig onder de indruk van de vondst: “een speld uit messing uit de 17de of zelfs 20ste eeuw” dachten ze.
Benieuwd naar meer info plaatste hij zijn vondst op het forum van Metaaldetectie Vlaanderen. Daar werd al snel geopperd dat het hier om een kruisfibula uit de Merovingische periode kon gaan!
MEDEA toonde al eerder interesse in dit stuk: Katelijne Nolet & Pieterjan Deckers schreven er een artikel over in het archeologisch tijdschrift Ex Situ (‘De schittering van het nieuwe geloof’, Ex Situ 24 (2019), p. 30-31).
Door de munt in verschillende vloeistoffen te wegen, en met behulp van computeralgoritmes, berekent een specialist het goudpercentage ervan. Het goudgehalte kan een indicatie zijn van de ouderdom: de oudere Merovingische munten hebben een groter percentage aan edelmetaal. Dat gehalte bij de munt van Wim lag eerder laag, zijn munt is Laat-Merovingisch.
Dit is een gouden Frankische tremissis geslagen in Castoriaco (Chitry-les-Mines, dép. Nièvre, Frankrijk) op naam van monetarius Austrulfus. Het goudgehalte is ca. 16%; op basis hiervan en de ‘degeneratie’ van beeldenaars en omschriften wordt de munt gedateerd rond 650-675 na Christus (uitgevoerd door Leidse archeoloog Arent Pol).
Bijl met rechte rug en middenas (ongeveer) loodrecht op schachtgat. In de Rijnlandse typologie zijn ze in te delen in Siegmunds type FBA2.1 (Beile) en daar dateren ze voornameijk in fasen 6 en 7 (310 tot 570 na Chr.). Geclassificeerd door Rica Annaert.
Bron: Frank Siegmund, 1998. Merowingerzeit am Niederrhein, Keulen.
Een moderne metaaldetector kan bepaalde soorten metaal filteren. Veel metaaldetectoristen kiezen er voor ijzeren voorwerpen te filteren. Tom is een metaaldetectorist die niet filtert: “99,90% van deze ijzeren items is afval of delen van landbouwwerktuigen maar zo nu en dan zit er toch eens iets bij dat interessant kan zijn.”
In de buurt van Riemst, op twee onafhankelijke momenten en locaties, vonden Tom en zijn zoon Storm twee bijlen. Na de vondst van de eerste bijl was hij niet direct onder de indruk: “het bijltje was een ‘bijvondst’ die eigenlijk jaren op de achtergrond bleef omdat een bijl zeer moeilijk te determineren is. Ik had nooit gedacht dat deze bijl zo oud was, aangezien de meeste mensen mij vertelden dat bijlen door de eeuwen heen gebruikt werden.”
Tom en Storm zoeken met hun metaaldetector vooral in eigen gemeente: “omdat we niet altijd ver wilden gaan, kiezen we regelmatig voor plekjes in eigen dorp. We kennen veel landbouwers en hebben dus ongeveer overal toestemming om te mogen zoeken.” In de buurt vonden ze Romeinse en middeleeuwse vondsten, maar ook objecten uit de steentijd. Een jaar geleden troffen ze een tweede bijl.
“Deze tweede vondst deed ons toch wel nadenken over de ouderdom van de bijlen. Ik nam de oudere vondst er dan ook terug bij en stelde vast dat deze ongeveer van hetzelfde type was. Ik stuurde de afbeeldingen en gegevens door naar Stijn Heeren van PAN.”
Heb jij een vroegmiddeleeuws object gevonden, of een object waarvan je vermoed of het uit deze periode komt? Plaats het dan op MEDEA en wij doen ons best om het te classificeren.